Pinksteren in de kerk

Over Pinksterbeleving als tweede fase van evangelicalisering
'De vijand is verslagen', roepen duizenden jongeren de zanger na en ze zwaaien met hun linkerhand in de lucht. 'De vijand is verslagen, declameer dat over je leven, je familie, de stad Amsterdam, Nederland en heel Europa', gaat de zanger verder. Het Olympisch Stadion in Amsterdam is een en al beweging, iedereen neemt intensief deel aan het feest dat gevierd wordt. Aan het begin werd al aangekondigd: je zal hier anders uit gaan dan je gekomen bent. Dit is een 'life changing event'.

Het afgelopen jaar werd het 100-jarig bestaan van de Pinksterbeweging gevierd. Daarbij werd groots uitgepakt. In Amsterdam, waar de eerste Nederlandse Pinkstergemeente in 1907 begon, werd op zaterdag 15 september 2007 het grote Olympisch Stadion afgehuurd voor een dag van toespraken, gebed en muziek. ’s Middags werd een evangeliserend concert gegeven in het hartje van de stad, op de Dam. Uit alles straalt het zelfbewustzijn van de Nederlandse Pinksterbeweging: van een kleine groep in de marge van het protestantisme, door velen als sekte beschouwd, is ze nu een vitale en groeiende beweging met een duidelijke boodschap die ze aan iedereen kwijt wil [1].

Het feest vond plaats op nog geen vijf minuten fietsen van m’n huis af, dus ik besloot een kijkje te gaan nemen bij het avondprogramma: ‘In vuur & vlam voor God en mensen’. De ook in Nederland immens populaire Australische band Hillsong United, verbonden aan een pinkstergemeente in Sydney, gaf een concert en ook de korte preekjes kwamen voor rekening van de bandleden. Het was een prachtige nazomeravond en het stadion was vrijwel geheel gevuld met jongeren – die de teksten van Hillsong moeiteloos mee wisten te zingen [2].

Tijdens de hele avond heb ik geprobeerd om erachter te komen wat er nu typisch ‘Pinksteren’ aan dit slotconcert van het feestjaar was. Tevergeefs, want er werd met geen woord gesproken over de doop in de heilige Geest, evenmin werden de bijzondere gaven van de Geest gemanifesteerd: tongentaal, profetie of gebedsgenezing. De boodschap was een duidelijke, daar niet van: Jezus Christus is de enige redding voor jou en voor deze wereld. Wees dapper en laat God je leven in beweging brengen. Praat niet alleen over God, het is tijd om Jezus te gaan doen. Maar die boodschap en die muziek had ook op een jongerenactiviteit van de EO, de Hervormd-Gereformeerde Jeugdbond of de Christelijke Gereformeerde Jongerenorganisatie kunnen klinken.

Dat zegt natuurlijk zowel iets over de Pinksterbeweging als de traditionele kerken. Kennelijk zijn beide naar elkaar toegegroeid, zowel in inhoud als vormen. Wellicht dat daarom ook al op de folder voor het feest christenen uit andere kerken nadrukkelijk werden uitgenodigd om het ‘feest van eenheid’ mee te vieren: ‘Het is ons gebed en verlangen dat God de Pinksterbeweging gebruikt om het héle lichaam van Christus in Nederland te zegenen. Daarom zijn gelovigen uit álle stromingen hartelijk welkom op dit jubileumfeest, ook medegelovigen uit kerken van een andere signatuur.’ Dat gebeurde ook, want als ik om me heen keek zag ik uit vrijwel alle Amsterdamse reformatorische kerken mensen die met overgave dit feest meevierden. Een dag later bleek uit de pers dat eerder op die dag de toenadering tussen de Pinksterbeweging en de kerken ook officieel stem had gekregen in een toespraak die Bas Plaisier namens de Protestantse Kerk in Nederland in datzelfde stadion had gehouden. Hij bood excuses aan voor de neerbuigende houding die de kerken lange tijd richting de Pinksterbeweging hebben ingenomen, waardoor zij het werk van de heilige Geest in haar midden tekort hebben gedaan. Plaisier sprak de wens uit dat in de tweede eeuw van het bestaan van de Pinkstergemeenten nauw samengewerkt zou worden, in openheid voor het werk van de Geest [3].

Deze nieuwe openheid binnen de traditionele kerken voor de Pinksterbeweging – nu al internationaal gezien de grootste groepering binnen het wereldprotestantisme – en de invloed die zij op allerlei manieren op de geloofsbeleving en het kerkelijk besef van veel kerkmensen heeft, vormt voor Wapenveld de aanleiding tot een nieuwe jaarserie. Wat is er aan de hand in de kerken? Wat heeft de Pinksterbeweging nu precies te bieden? Hoe verloopt dat proces van toenadering eigenlijk?

De erfenis van de evangelicalisering

In zekere zin vormt deze jaarserie een vervolg op de aandacht die in ons blad in 1997 werd gevraagd voor wat toen de ‘evangelikaalslag van de gereformeerde gezindte’ werd genoemd [4]. Daarmee werd gedoeld op de toenemende invloed van evangelische denkbeelden, vormen en spiritualiteit binnen de reformatorische kerken. De titel bevatte daarbij al een nauw verholen waardeoordeel: deze evangelische invloed zou tot kaalslag leiden binnen de kerken. Die overtuiging werd mede gedragen door een andere observatie die in die tijd in ons blad opgeld deed: dat onze huidige samenleving steeds meer kenmerken van een belevingscultuur vertoont. Gevoel, emotie, de hang naar speciale ervaringen, kicks, het waren woorden die niet slechts de samenleving van de jaren 1990 kwalificeerden, maar evenzeer het geloofsleven van veel christenen. De evangelische invloeden zouden met name vanwege hun sterk appel op deze aspecten zo succesvol zijn onder ‘gewone’ kerkmensen.

In deze serie verschuift echter het perspectief. En wel in twee opzichten. Ten eerste geloven we dat we op dit moment geconfronteerd worden met een ‘tweede fase’ in het proces van evangelicalisering, die zich in de afgelopen jaren heeft ingezet. Dit vraagt om een hernieuwde duiding. Hierover zo meer. Ten tweede willen we echter niet gelijk waarderend insteken, maar met een open houding deze jaarserie ingaan. Te lang hebben we de Pinksterbeweging in de ‘kerken’ al te gemakkelijk afgedaan met oneliners – die vaak wel refereerden aan aspecten van het Pinksterleven, maar zelden genuanceerd en weloverwogen waren. Het is tijd voor een volwassen benadering van de Pinkstertraditie, waarbij we eerlijk ons oor te luisteren willen leggen. De Pinksterkerken bestaan inmiddels ruim honderd jaar en hebben zich, zeker ook in theologisch opzicht, aanzienlijk ontwikkeld. Naar die theologische én spirituele inhoud gaan we op zoek.

Daar is alle reden toe, omdat precies die Pinksterbeleving de tweede fase in het proces van evangelicalisering vormt. De contacten tussen de kerken en de evangelische beweging zijn er uiteraard sinds het begin van de twintigste eeuw geweest. Toch was het pas het front van de ontzuiling in de jaren 1960 die evangelische en reformatorische christenen bijeenbracht om samen voor positief-christelijke waarden in onze samenleving op te komen. Organisaties als de Evangelische Omroep, de Evangelische Hogeschool en de Reformatorische Politieke Federatie waren hiervan het resultaat. Ook een studentenorganisatie als IFES-Nederland wist beide groepen te verenigen. Deze organisaties bereidden de samenwerking tussen reformatorische en evangelische kerken voor. In 1982 was het zover: de evangelisatiecampagne ‘Er is hoop’ – geïnitieerd door de Evangelische Alliantie – schiep tijdelijke samenwerkingsverbanden op locaal niveau tussen beide kerktypen.Nieuwe openheid voor Pinksterbeweging De gevolgen hiervan zijn moeilijk te overschatten. Een besef van urgentie dat christenen in het seculariserende Nederland elkaar nodig hadden – in diezelfde jaren speelde een felle discussie over de abortuswetgeving – zorgde voor een nieuwe kijk op elkaar.

Maar niet alleen tússen evangelische gemeenten en traditionele kerken werd samengewerkt, ook bínnen de kerken deed de evangelische beweging haar invloed gelden. Naast de vorming van de refozuil voorzag de evangelische spiritualiteit in een antwoord op de val van de neo-gereformeerde zuil. Niet zozeer door een nieuw netwerk aan organisaties, maar vooral door een zelfbewuste, assertieve houding ten opzichte van de seculiere samenleving: evangelisatie, de kracht van het gebed, het ontdekken van de gaven in de gemeente via testen [5].

Het is die evangelische invloed binnen de kerken waarover Wapenveld in 1997 schreef. De resultaten van die eerste fase zien we overal om ons heen. De evangelische liedcultuur, via bundels als Opwekking, Evangelische Liedbundel, E&R, is in grote delen van de kerk geaccepteerd. Niet alleen op jongeren- en studentenactiviteiten – denk aan de al genoemde jeugdbonden of de reformatorische studentenvereniging CSFR – wordt er ruimhartig uit gezongen, ook in kerkdiensten behoort het steeds vaker tot het standaardrepertoire. Soms alleen in jeugd- en trouwdiensten, maar in veel gemeentes met grotere regelmaat. Een ander gevolg van de ‘evangelicalisering’ heeft met de canon te maken: de traditionele gereformeerde canon van ‘oudvaders’ tot gereformeerde dogmatiek die op het uitstervende fenomeen van de mannenvereniging wordt bestudeerd, is grotendeels ingeruild voor Angelsaksische literatuur, met veel aandacht voor de beleving en ervaring van het geloof. Een derde gevolg lijkt me te liggen in de grote aandacht voor het missionaire: in toenemende mate wordt het interne vraagstuk van de ‘wedergeboorte van de gedoopte’ ingewisseld voor het ‘winnen van de ongedoopte’.

Die evangelicalisering, uitzonderingen daargelaten, is vrij geruisloos gegaan. Dat komt door het fluïde karakter van de evangelische beweging: het zijn in eerste instantie geen instituties die expanderen, maar het is een vorm van spiritualiteit die ingang vindt. Dat gaat er zowel dieper in bij de mens, als gemakkelijker. Oude, dierbare, instituties (zoals je eigen kerk, school, vakbond) hoef je niet in te wisselen. Je gaat er op een andere manier – bevlogener – instaan.

Men kan verder ook uit het evangelicalisme pakken wat aanstaat en laten rusten wat niet verder helpt. Zo worden bepaalde angels, als verbondsvisie en dooppraktijk, er al snel uitgehaald. Ook een wat massieve ‘bekeringsprediking’ wordt veelal niet overgenomen. Slechts voor relatief kleine groepen vormen ‘doop’ en ‘bekering’ nieuwe identity markers die ze in eigen, kerkelijke kring ingevoerd willen hebben. Een goed voorbeeld van die fluïde identiteit is de organisatie Willow Creek Nederland, waarin tal van reformatorischen zich door Bill Hybels laten inspireren, vooral over aantrekkelijk kerk- en christenzijn, terwijl de beweging zich over theologisch zware thema’s simpelweg niet uitlaat.

Over de hele breedte van kerkelijk Nederland heeft dit proces van evangelicalisering mensen aangeraakt en in beweging gebracht: van Gereformeerde Gemeenten waar mensen samen gaan bidden en ‘nieuwe puriteinen’ in plaats van ‘oudvaders’ lezen tot de Protestantse Kerk in Nederland waar evangelisch geïnspireerden zich in het Evangelisch Werkverband hebben verenigd.

Van evangelicalisering naar Pinksterbeleving

Inmiddels zijn we echter in een nieuwe fase terechtgekomen, die verder en dieper gaat: die van invloed van de Pinksterbeweging. Dat is niet langer een kwestie van stijl en vorm, die tamelijk gemakkelijk in valt te passen, maar heeft alles te maken met theologische inhouden. Hoe kijk je aan tegen het werk van de heilige Geest? Hoe lees je het bijbelboek Handelingen? Zijn de gaven van de Geest nog altijd ‘beschikbaar’ voor gelovigen?

De Pinksterbeweging werd altijd door traditionele kerken als wat buitenissig, biblicistisch en ‘primitief’ op een afstand gehouden. Met de groei – nationaal, maar zeker internationaal – van de Pinksterbeweging en door het proces van volwassen worden van deze beweging wordt ze echter steeds salonfähiger. Inmiddels is haar opleiding, Azusa, ondergebracht bij de Vrije Universiteit en worden haar theologen ook in theologenland steeds serieuzer genomen.

Binnen delen van de vroegere hervormde en gereformeerde kerken, maar ook de Rooms-katholieke kerk, heeft de Pinksterbeweging via de charismatische beweging al langer stem gekregen. Een organisatie als het Charismatisch Werkverband Nederland heeft daar veel voor betekend. Binnen de gereformeerde gezindte komen de Pinksterthema’s eerst nu op de agenda te staan. Het is opvallend dat het daarbij met name om praktijken gaat – en niet zozeer de leer daarachter. Deze praktijken zijn niet langer als ‘evangelicalisering’, maar als Pinksterinvloed te duiden. Het gaat daarbij vooral om de zogenaamde gaven van de Geest: profetie, gebedsgenezing, tongentaal (of, sinds de NBV: klanktaal) en exorcisme. Deze Geestesgaven vormden lange tijd het exclusieve kenmerk van Pinkstergemeenten, die hen onderscheidden van niet alleen de gebruikelijke traditionele kerken, maar ook van veel evangelische gemeenten.

Er zijn verschillende groepen aan te wijzen die deze ontwikkeling stimuleren. Dat is in de eerste plaats de beweging New Wine, gecentreerd rond de snelgroeiende Houtense Nederlands Gereformeerde Kerk van ds. Dick Westerkamp. Vernieuwingsgezinde gereformeerden, als Westerkamp, maar ook de christelijke gereformeerde ds. Gert-Jan Brienen, werken daarin samen aan de vernieuwing van de kerk in Nederland met als een van de basisovertuigingen dat de gaven van de Geest daarbij onmisbaar zijn. Via conferenties, waarbij niet alleen informatie wordt gegeven over de gaven, maar ook geleerd wordt hoe die te gebruiken, weet New Wine velen te bereiken.Van vorm naar theologie

Een andere groep, maar niet minder invloedrijk, wordt gevormd door docenten van de opleiding Godsdienst-pastoraal werk aan de Christelijke Hogeschool Ede. Dat zijn grotendeels theologen die veel vertrouwen genieten binnen de gereformeerde gezindte, zoals de hoogleraren Hoek en Paul. In nauw gesprek met de eigen gereformeerde traditie, maar met respect voor wat er vanuit de Pinkstertheologie wordt aangereikt, bepleiten zij openheid voor de gaven van de Geest in de reformatorische gemeente. In een bundel die zij publiceerden, draagt het opstel van Hoek niet toevallig de titel: ‘Ruim baan voor de Geest’ [6].

Als derde haard moet gewezen worden op de opleiding van de Pinksterbeweging zelf, het aan de VU gevestigde Azusa. Binnen de VU participeren de Pinkstertheologen nu volop mee, ze organiseren symposia en dragen bij aan activiteiten van andere kerken. Hierdoor komt de Pinkstertheologie nadrukkelijker voor het voetlicht dan het ooit tevoren is geweest.

Dit proces van ‘Pinksterinvloed’, de tweede fase, vindt in veel reformatorische kerken vooral van onderop plaats. Het zijn gewone gemeenteleden die via publicaties en conferenties verlangen naar meer van de Geest en die zelf het voortouw in hun gemeenten nemen. Daarbij wordt op locaal niveau volop geëxperimenteerd. Predikanten en kerkenraden kunnen veelal niet meer doen dan volgen of proberen bij te sturen. Ik herinner me van enkele jaren geleden een bezinnende lezing voor de Amsterdamse reformatorische kerken, waarbij openheid voor een van de Geestesgaven werd bepleit. Een van de aanwezigen zei achteraf: ‘Een mooi verhaal, maar jammer dat we het niet gelijk in de praktijk hebben gebracht’.

De historische ontwikkeling van de Pinksterbeweging

Deze ontwikkeling, die geen kerk voorbijgaat, vraagt om reflectie. In deze jaarserie willen we graag bouwstenen aanleveren die een ieder kan gebruiken in het wegen en waarderen van deze nieuwe invloeden. Daarbij is het in eerste instantie dienstig om kort en krachtig helder te hebben waar de Pinksterbeweging vandaan komt en waar zij voor staat.

Volgens de klassieke historiografie heeft de Pinksterbeweging haar oorsprong in een opwekking die plaatsvond aan Azusa Street in Los Angeles. Daar hield een Afro-Amerikaanse voorganger, William Joseph Seymour, samenkomsten waarbij hij leerde dat na de bekering een gelovige de doop in de heilige Geest diende mee te maken. Het teken daarvan was het ontvangen van de gave van de tongentaal. In 1906 begon Seymour met zijn prediking en gingen mensen in zijn gemeente in tongen spreken. Vanuit het strategisch gelegen Los Angeles en door de sterke missionaire motivatie van de groep rond Seymour verspreidde deze boodschap zich in snel tempo over de hele wereld [7].

Recent duiden historici niet langer Azusa Street als de enige bron van de Pinksterbeweging. Vanaf de negentiende eeuw vonden er wereldwijd een aantal opwekkingen plaats, onder meer in Wales, Korea en India, waarbij de Geestesgaven gekoppeld aan een leer van de doop in de heilige Geest centraal kwamen te staan. Deze opwekkingen raakten aan elkaar verbonden en vormden tezamen de voedingsbodem voor de Pinksterbeweging [8].

In de interne geschiedenis van de Pinksterbeweging zijn grofweg drie fases te onderscheiden. Aanvankelijk is er sprake van veel dynamiek, dramatische gebeurtenissen, een enthousiaste prediking, maar weinig organisatie. In de tweede fase worden kerkverbanden gevormd en wordt het missionaire werk gecoördineerd. Ook wordt een begin gemaakt met de formulering van de eigen theologie en het onderwijs daarin voor leken en voorgangers. In de derde fase is er sprake van een grote expansie, universitaire vorming voor voorgangers en de ontwikkeling van een bredere theologie, die zichzelf ook positioneert in een langere historische traditie [9].

Naast de interne geschiedenis is er ook sprake van een bredere Wirkungsgeschichte van de Pinksterbeweging. Daarbij wordt er gesproken over drie internationale waves, golven. De eerste golf zijn de klassieke Pinksterdenominaties waarbinnen de traditionele Pinksterleer wordt verkondigd. Dat is kortweg gezegd: alleen door het ontvangen van de doop in de heilige Geest – een ervaring nadrukkelijk onderscheiden van de bekering – heeft een christen toegang tot de gaven van de Geest. De tweede golf vormt de charismatische beweging die binnen de traditionele kerken aandacht vragen voor de gaven van de Geest, vaak ook op enigerleiwijze verbonden aan een leer van de doop in de heilige Geest. De derde golf vindt momenteel plaats. Daarbij ondergaan ‘gewone’ evangelicals de invloed van de Pinkstertheologie. Zij accepteren wel de nieuwe aandacht voor de gaven van de Geest, maar koppelen dat los van de doop in de heilige Geest.

Het is deze derde golf waarbinnen ook de aandacht van de Nederlandse gereformeerde gezindte valt te plaatsen. Het is opvallend dat er veel geschreven wordt over de gaven van de Geest, zoals tongentaal, genezing en profetie, maar dat de verbinding met de doop in de heilige Geest nauwelijks wordt gelegd. Althans, bekering en het ontvangen van de Geest worden aan elkaar verbonden. Daarmee vervalt een klassieke Pinksterdoctrine.

Pinkstertheologie

Met de leer van een afzonderlijke doop in de heilige Geest na de ervaring van bekering en wedergeboorte, met als teken de tongentaal, is gelijk een van de voornaamste elementen van de Pinkstertheologie weergegeven. Lange tijd vormde met name de gave van tongentaal de belangrijkste demarcatielijn tussen Pinkstergelovigen en andere evangelische christenen. De leer van de Pinksterbeweging valt kort weer te geven: Jezus redt, Hij doopt in de heilige Geest, Hij geneest het lichaam en Hij keert terug. Hieruit vloeien een sterke nadruk op soteriologie, pneumatologie, genezingsleer en eschatologie voort [10].

Tongentaal, het spreken in een vreemde taal die niet lijkt op enige menselijke taal, is een van de gaven van de Geest die in de bijbel worden genoemd. Deze gaven kwamen voor in de jonge nieuwtestamentische gemeente. De klassieke gereformeerde visie hierop wordt de streeptheologie genoemd: slechts in de beginfase van de kerk deden deze gaven zich voor, nadien hebben we genoeg aan de Schrift en de sacramenten. Vanuit de Pinkstertheologie worden bij deze visie stevige vragen geplaatst. In het Nieuwe Testament zelf worden immers dergelijke temporele begrenzingen niet aangebracht?

Opvallend is dat de Pinkstertheologie zich vanouds vooral heeft gebaseerd op het werk van Lukas (diens evangelie en het boek Handelingen).Pinksterinvloed van onderop Daarin wordt expliciet de doop in de heilige Geest gethematiseerd en wordt dat verbonden aan diverse gaven. De brieven van Paulus, waarin deze volgorde van doop in de heilige Geest en daarna de gaven ontbreekt, werden minder gebruikt. Een van de belangrijkste vernieuwingen in de moderne Pinkstertheologie is dat nu ook de gegevens van Paulus zorgvuldig worden verwerkt en in hun eigen context gewogen. Niet langer worden ze in een Lukas-schema geperst [11].

Dit is een gevolg van de toename van wetenschappelijke theologische studie binnen de Pinksterbeweging. Hierdoor is er thans sprake van een grote operatie waarbinnen de Pinkstertheologie wordt geherformuleerd. Een belangrijke rol speelt hierin een vooraanstaand Paulusonderzoeker als Gordon D. Fee van Regent College. Steeds meer wordt het idee van de ‘doop in de heilige Geest’ als toegangspoort tot de gaven im Frage gesteld. Daarnaast wordt ook de verbijzondering van de zogenaamde ‘speciale gaven’ (zoals genezing en tongentaal) steeds meer afgewezen. Nieuwe theologische ontwerpen plaatsen deze gaven binnen een veel breder geheel van bijbelse charismata [12]. Een teken van de toegenomen betekenis van theologie is ook het ontstaan van Pinksterdogmatieken. De tijd dat binnen de Pinksterbeweging theologie en dogmatiek vieze woorden waren, ligt definitief achter ons. Wie de dogmatiek van Guy P. Duffield en Nathaniel M. Van Cleave vergelijkt met – bijvoorbeeld – de Beknopte Gereformeerde Dogmatiek van W.H. Velema en J. van Genderen valt een aantal zaken direct op [13]. De opbouw van beide dogmatieken is vrijwel identiek: Schriftleer, Godsleer, antropologie, zondeleer, verlossingsleer, ecclesiologie en eschatologie. De Pinksterdogmatiek kent als extra hoofdstukken ‘de leer aangaande de heilige Geest’, goddelijke genezing en de engelen. Velema en Van Genderen kennen daarentegen weer hoofdstukken over het genadeverbond, de leer van het heil en de middelen der genade. Pinksterdogmatiek beweegt zich daarmee voor een groot deel binnen de klassieke theologie, terwijl op enkele betekenisvolle plekken eigen accenten geplaatst worden.

Pinksteren in de kerk

Zowel de geschiedenis als de theologie van de Pinksterbeweging laten dus een belangrijke ontwikkeling zien, namelijk naar een nauwer contact met de kerken, wederzijdse bevruchting, openheid voor theologiebeoefening en een ontwikkeling van een eigen Pinkstertheologie die zich in toenemende mate positioneert binnen de bredere klassieke theologie. Hiermee heeft de eerder gesignaleerde ontwikkeling binnen de reformatorische kerken een pendant binnen de Pinksterbeweging. Beide traditiestromen ontwikkelen zich, zoeken over en weer het gesprek, schuren uiteraard maar bevruchten elkaar evenzeer. Daarom is het zo van belang dat aan gereformeerde zijde niet alleen ‘gewone’ gemeenteleden zich inlaten met ‘Pinksteren’, maar dat ook theologen en kerkleiders zich rekenschap geven van de theologische ontwikkelingen.

Deze jaarserie wil daartoe in ieder geval een aanzet bieden. Dat gebeurt door achtereenvolgens aandacht te besteden aan het zelfbeeld van de Nederlandse Pinksterbeweging en de vraag wat zij naar haar eigen oordeel de reformatorische kerken te bieden heeft. Ook de sociologie komt aan bod: wat voor mensen spreekt de Pinksterbeweging aan, hier in Nederland, maar ook internationaal gezien? De verwerking van de Pinkstertheologie in gereformeerde kring komt aan bod in het vierde nummer. Daarbij zal uitvoerig worden stilgestaan bij de stroom aan gereformeerde publicaties die de afgelopen jaren verschenen waarin de gaven van de Geest centraal stonden. Daarbij is zowel aandacht voor theologen die op basis van de gereformeerde traditie openheid bepleiten, zoals Willem Smouter en Cees van der Kooi, als anderen – denk daarbij aan Hans Maris en Wim van Vlastuin – die op grond van diezelfde traditie tot een ander oordeel komen. Welk beeld rijst daaruit op? En hoe is dat te evalueren? Vóór het afsluitende balansartikel zullen tot slot nog een aantal casestudies de revue passeren, waarin nagegaan zal worden hoe ‘gewone’ reformatorische kerken de gaven van de Geest hebben geïntegreerd in hun kerk-zijn en hoe de Pinksterbeleving zich precies in de gemeente heeft genesteld. We hopen dat op deze wijze door de jaarserie de contouren helder worden van wat Plaisier voor ogen had toen hij afgelopen september pleitte voor een gezamenlijk optrekken.

Drs. B.T. Wallet (1977) is historicus, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, en redactie-secretaris van Wapenveld.

  1. Zie voor de geschiedenis van de Nederlandse Pinksterbeweging: Cees en Paul van der Laan, Toen de kracht Gods op mij viel, 100 jaar Pinksterbeweging in Nederland 1907-2007, Kampen (2007).
  2. Over Hillsong: Tim Dekkers, ‘Hillsong is hip en omstreden’, Trouw 10 januari 2008.
  3. De toespraak van Plaisier is te lezen op: http://www.pkn.nl
  4. Wim H. Dekker, ‘De onstuitbare opmars der evangelicalen, inleidend artikel voor het RRQR-congres’ Wapenveld 47 (1997) 4, 142-146.
  5. Cf. Bart Wallet, ‘Tussen de vuren, christelijke gereformeerden tussen ontzuiling, refozuil en evangelische beweging’ in: Fred van Lieburg ed., Refogeschiedenis in perspectief, opstellen over de bevindelijke traditie, Heerenveen (2007), p. 138-157.
  6. R.A. Doornenbal, P.A. Siebesma eds., Gaven voor de gemeente, over het werk en de gaven van de Heilige Geest, Zoetermeer (2005).
  7. Grant McClung, ‘Introduction: ‘Try To Get People Saved: Azusa ‘Street Missiology’’ in: idem ed., Azusa Street & Beyond, 100 years of commentary on the Global Pentecostal/Charismatic Movement, Gainesville FL (2006), p. 1-21.
  8. Allan Anderson, ‘The origins of Pentecostalism and its global spread in the early twentieth century’, Transformation 223 (2005) 3, p. 175-185; Dale T. Irvin, ‘Pentecostal historiography and global Christianity, rethinking the question of origins’, Pneuma, the journal of the society for Pentecostal studies 27 (2005) 1, p. 35-50.
  9. Peter D. Hocken, ‘A Charismatic View on the Distinctiveness of Pentecostalism’ in: Wonsuk Ma, Robert P. Menzies eds., Pentecostalism in Context, Essays in Honor of William W. Menzies, Sheffield (1997), p. 96-106.
  10. Donald W. Dayton, Theological roots of Pentecostalism, Grand Rapids (1987).
  11. Robert P. Menzies, ‘Spirit-Baptism and Spiritual Gifts’ in: Ma, Menzies eds., Pentecostalism in Context, p. 48-59.
  12. Cf. Gordon D. Fee, Pauline Christology, An Exegetical-Theological Study, Peabody, Mass. (2007); idem, ‘Toward a Pauline Theology of Glossolalia’ in: Ma, Menzies eds., Pentecostalism in Context, p. 24-37.
  13. Guy P. Duffield, Nathaniel M. Van Cleave, Woord en Geest, hoofdlijnen van de theologie van de pinksterbeweging, Kampen (1996).