George Puchinger

1921-1999
Het is een ogenblik om even stil te staan: sinds vorige week moeten we ook achter de naam George Puchinger twee jaartallen zetten . Op 15 september 1999 kwam een einde aan het leven van een van de meest productieve gereformeerde geschiedschrijvers van de twintigste eeuw. In deze krant is hij door Willem Bouwman herdacht en dat in memoriam geeft een goed beeld van de persoon en het werk. Als ik er iets aan toevoeg, is het dan ook minder uit objectieve noodzaak dan uit eigen behoefte, na een persoonlijke omgang van ruim zesenveertig jaar.

Onze eerste ontmoeting viel, toen we allebei student waren, maar eigenlijk gold dat alleen voor mij. Puchinger heb ik nooit echt als een medestudent beschouwd, en niet alleen omdat hij tien jaar ouder was. Een student is iemand die nog wat moet worden. George Puchinger was al iets. Hij was hoofdredacteur van een eigen blad, dat Polemios heette, en hij schreef dat elke veertien dagen bijna alleen vol. Zijn bijdragen waren ook geen studentenwerkstukjes. De artikelen die Puchinger vijftig jaar geleden schreef over Marsman en De Mérode, heeft hij bijvoorbeeld in 1982 opgenomen in de bundel Ontmoetingen met Nederlandse literatoren. Toen moet dat jeugdwerk hem goed genoeg zijn voorgekomen om heruitgave te verdienen en ik denk dat de lezers van dat boek het met hem eens waren.

Brede vorming

Tussen het schrijven door studeerde Puchinger ook. Hij leerde van anderen en getuigde vaak van zijn grote respect voor echte leermeesters zoals Gerretson. Voor een heel groot deel heeft hij toch zichzelf gevormd. Hij vertelde mij eens, dat hij in 1926 had geprobeerd uit de kerkelijke pers gewaar te worden, wat zich nu precies afspeelde rondom de synode van Assen. Het was hem niet gelukt het fijne van de zaak te begrijpen, maar dat is minder opmerkelijk dan dat hij als vijfjarige kleuter niet alleen vlot kon lezen, maar ook al belangstelling had voor zulke ingewikkelde zaken.

Die vroeg begonnen brede vorming ontplooide zich in Polemios. Puchinger schreef over de Nederlandse letterkunde, over theologie, over geschiedenis, over politiek en over de actualiteit van het gereformeerde studentenleven. En wat ik vooral niet wil vergeten: hij schreef meditaties.

Het waren Schriftoverdenkingen van een heel speciaal soort. Er stonden voetnoten bij - vaak erg lange - en er kwamen zoveel moeilijke woorden in voor dat het wel scheen alsof hij probeerde Schilder na te doen. Ze sprongen gemakkelijk van 1949 naar de wereld van het nieuwe testament, en vandaar weer terug naar de negentiende eeuw of het zoveelste kabinet-Colijn. Ze waren langer dan een doorsnee-preek, maar voor de preekstoel niet geschikt. Toch maakten ze destijds op mij indruk. Toen ik voor deze gelegenheid er nog eens één uit de kast haalde, begreep ik ook nog wel, waarom.

In die meditatie, over de verlamde bij het badwater Bethesda, werd John Henry Newman te pas gebracht, de gevaren van de Barthiaanse theologie, Vollenhovens Hoofdlijnen der logica. Je kon er precies uit aflezen, wat Puchinger toen bezighield en wat hij van anderen had geleerd. In zo'n meditatie zette hij al zijn kennis en ervaring in om de Schrift voor ons actueel te maken, om ons dan uiteindelijk terug te voeren naar het hart van de tekst, zoals hij die verstond: 'wij hebben allen bij Bethesda gelegen en we wisten bij tijden niet wie ons bij het water zou brengen, en nog veel minder dat het ook zonder water kan, als de grote Engel gaat werken'.

Gereformeerd leven dienen

Dat komt heel direct aan, en als ik nu op Puchingers leven en werk terugzie, komt het mij voor dat we hem uit die meditaties het beste leren kennen. Ze zijn te hecht geworteld in de tijd om nu nog voor ieder verstaanbaar te zijn, en je moest ook toen al op een plaats in het leven staan vanwaaruit alle toespelingen en gedachtesprongen met enige inspanning nog juist te volgen waren. Maar de meditaties geven wel aan, waar het Puchinger om begonnen was. In een brief van vijf jaar geleden schreef hij over zijn Polemios-periode: 'Ik wilde mij geven aan de dienst van het confessioneel gereformeerde studentenleven.'

Dat lijkt mij een juiste typering, die goed overeenkomt met wat we in zijn werk uit die tijd kunnen vinden: aan anderen, maar vooral aan studenten, duidelijk maken dat het een dagelijks feest is om gereformeerd te zijn. Het is dus niet helemaal toevallig, dat de meditaties ons aan Schilder doen denken. Placht die ook niet te zeggen dat het een diepe vreugde was gereformeerd te zijn?

Na tien jaargangen was het in 1955 met Polemios afgelopen. Mij heeft dat altijd gespeten. Je hoort dikwijls zeggen, dat Puchinger in de tweede helft van zijn leven milder is geworden en meer oog kreeg voor betrekkelijkheid. Ik erken dat; op zichzelf ligt daar winst in. Toch meen ik dat we na 1955 ook iets hebben verloren. Polemios was een tijdschrift dat wetenschap en getuigenis met elkaar verbond, en dat was vooral te danken aan de hoofdredacteur George Puchinger. Die verbinding is in zijn latere geschriften nog wel eens zichtbaar, maar niet meer zoals vroeger hun reden van bestaan.

Grote lijn

De jonge Puchinger schrok voor niets terug. Hij dook altijd de diepte in. Kwam hij soms eens terecht in onbekend water, dan kon hij lelijk het hoofd stoten of ook hulpeloos blijven rondzwemmen. Dat overkomt ons, als we te lichtvaardig een duik in het diepe nemen. Maar wie risico niet schuwt, zal op den duur de kunst meester worden. De oudere Puchinger echter ging risico's uit de weg. Hij bleef zo dicht mogelijk bij de bronnen zonder aan de feiten een eigen oordeel te verbinden. Hij was, schrijft Bouwman, 'niet een man van synthese, van de gouden gedachte, waarmee in enkele zinnen een tijdperk werd getypeerd'.

Dat is volkomen waar. In zijn boeken zal men die niet vinden. Maar zijn gesprekken waren er vol mee. Ik weet niet, of Puchinger wel eens praatte over koetjes en kalfjes. Mij is dat met hem nooit gelukt. Zijn gesprekken gingen altijd over de gereformeerde wereld met haar problemen in heden en verleden, haar vormgevers en haar rustverstoorders. Hij was niet voor niets een groot beminnaar van conversatie, om zijn lievelingswoord te gebruiken. Dan was hij nooit bang voor de grote lijn en de forse greep.

Voorzichtigheid

De geschiedschrijver Puchinger had de voorzichtigheid als richtsnoer gekozen. Zelf heb ik hem na de Polemios-tijd enkele jaren uit het oog verloren, tot ik in 1969 zijn dissertatie las over Colijn en het einde van de coalitie. Ik heb dat boek gelezen met respect, maar ook met een gevoel van lichte teleurstelling. Hier hebben we nu iemand, dacht ik, die enorm veel materiaal bijeen weet te brengen en de kunst verstaat daar trefzeker het belangrijke uit te halen. Maar de schrijver zelf houdt zich meestal achter dat dikke boek verscholen.

In de conversatie bleef hij veel meer de Puchinger van Polemios. In de tien jaargangen van dat blad liggen nog altijd heel wat uitspraken bijeen die lezers van zijn later boeken bij het oordeel behulpzaam kunnen zijn. Wie ze verzamelt, brengt wetenschap en getuigenis opnieuw bij elkaar. Dat is voor mij toch de Puchinger gebleven die voorbeeld en inspiratie kon zijn voor anderen.

  1. Overgenomen uit het Nederlands Dagblad van 25 september 1999.