Moed en zachtmoedigheid voor vrouwen en mannen

Interview met Opzij-hoofdredacteur Cisca Dresselhuys
In de serie 'Balans van de eeuw' is in voorgaande nummers van Wapenveld reeds de balans opgemaakt van uiteenlopende segmenten van de samenleving als de techniek, de politiek en de theologie. Eén van de meest ingrijpende ontwikkelingen echter die in deze eeuw heeft plaatsgevonden vormt de wijziging van de positie van de vrouw in de samenleving. Vrouwen anno 1999 leven een onvoorstelbaar ander leven dan vrouwen anno 1901. Deze verandering van de positie van de vrouw is van fundamenteel belang (geweest), niet alleen voor individuele vrouwen, maar ook voor de ontwikkeling van de samenleving als geheel. Als deze eeuw ergens door gekenmerkt wordt dan is het wel door de toegenomen participatie van vrouwen in de samenleving in al haar facetten. Zowel voor vrouwen als voor mannen is de werkelijkheid er geheel anders gaan uitzien. De beelden die mannen en vrouwen van elkaar hadden, moesten bijgesteld en aangevuld worden. De wederzijdse verwachtingen zijn gewijzigd.

Deze veranderingen zijn niet zonder strijd tot stand gebracht. De vrouwenbeweging werd en wordt gekenmerkt door moeizaam bevochten zeges. Door de tijd heen zijn er steeds verschillende concrete zaken geweest waarop de strijd zich concentreerde. Zo stond het vrouwenkiesrecht aan het begin van de eeuw hoog op de agenda, zoals nu het scheppen van mogelijkheden voor de combinatie van werk en zorg een speerpunt is.

Over de opbrengsten van de vrouwenstrijd sprak ik met Cisca Dresselhuys, hoofdredacteur van Opzij, feministisch maandblad. Opzij richt de aandacht op vrijwel alle aspecten die met de vrouwenbeweging samenhangen, variërend van de sociaal-economische kant van zelfstandigheid van vrouwen tot ontwikkelingen in feministische kunst en (sporadisch) feministische theologie. De hoofdredacteur heeft dan ook een brede kijk op het feminisme, op alles wat reeds bereikt is en op datgene waarvoor nog gestreden moet worden. Haar achtergrond als domineesdochter maakt haar zeer genegen tot een gesprek met Wapenveld, een gesprek dat daarmee open en inspirerend verliep.

Aan het begin van het gesprek leg ik mevrouw Dresselhuys direct maar de vraag voor wat het feminisme in de afgelopen eeuw tot stand heeft gebracht. In het antwoord wordt een overstelpende hoeveelheid concrete winstpunten opgesomd. Het feminisme of de vrouwenbeweging kent twee golven. Tijdens de eerste feministische golf, vanaf het midden van de 19e eeuw tot (grofweg) het einde van de Eerste Wereldoorlog, werd vooral gestreden voor het kiesrecht en voor het recht om als vrouw toegelaten te worden tot opleidingen en banen. Vrouwen uit de hogere klassen leidden aan het begin van de eeuw noodgedwongen een zeer passief leven. Weinig was toegestaan, en een opleiding aan bijvoorbeeld de universiteit stond voor vrouwen niet open. In 1871 werd Aletta Jacobs als eerste vrouw toegelaten aan een Nederlandse universiteit. Vanaf die tijd kwam ook de politiek in het vizier. Om maatschappelijke en wettelijke gelijkheid te verkrijgen werd verwerving van het vrouwenkiesrecht als één van de belangrijkste doelstellingen gezien. Uiteindelijk werd in 1917 het passieve kiesrecht verkregen en kregen vrouwen in 1922 actief kiesrecht. Daarmee waren twee belangrijke strijdpunten van de eerste feministische golf gewonnen: openstelling voor vrouwen van opleidingen en banen, en verwerving van het vrouwenkiesrecht.

Toen deze resultaten eenmaal behaald waren kende de vrouwenbeweging een terugval. Men dacht het einddoel bereikt te hebben en achterover te kunnen leunen. In de jaren dertig is er een kleine opleving van de vrouwenbeweging geweest rond het punt van werkende getrouwde vrouwen. Werkende vrouwen die in het huwelijk traden kregen ontslag; overigens een praktijk die nog zeer lang voortgeduurd heeft.

In de Tweede Wereldoorlog lag de georganiseerde vrouwenbeweging stil. Na de oorlog was de euforische stemming als gevolg van het behaalde vrouwenkiesrecht definitief omgeslagen. Van maatschappelijke en wettelijke gelijkheid bleek nog lang geen sprake. De onvrede hierover mondde uit in de tweede feministische golf, ontstaan in de jaren zestig en volgens sommigen eindigend ergens in de jaren tachtig, volgens anderen nog steeds doorgaand. Belangrijke strijdpunten voor vrouwen uit de tweede feministische golf, onder wie Joke Smit, waren openstelling van alle opleidingen en banen voor vrouwen, gelijkwaardigheid en handelingsbekwaamheid van (getrouwde) vrouwen, mogelijkheden als anticonceptie, abortus en gelijke betaling voor gelijk werk. Vrouwen eisten kortom het recht op een eigen leven op. Genoemde zaken behoren nu, aan het eind van de jaren negentig, voor een groot deel tot de verworvenheden van vrouwen. Voor Dresselhuys zijn het zonder uitzondering positieve ontwikkelingen: vrouwen komen steeds minder voor hen gesloten opleidingen of banen tegen, de pil en abortus zijn ingeburgerde praktijken. Gelijke behandeling van vrouwen en mannen is bij wet geregeld. Ongehinderd door een grote kinderschaar kiest de vrouw frank en vrij haar plaats in de maatschappij. In een wat later stadium richtte de tweede feministische golf zich ook op de bestrijding van discriminatie van de vrouw in de wetgeving, de opvoeding en het huwelijk.

Toch is nog niet alle strijd gestreden. Dresselhuys wijst op het punt van gelijke betaling. Gelijke betaling van vrouwen en mannen is ook nu nog niet volledig. Er bestaat nog steeds een verschil in betaling van 7 à 8 procent, in het nadeel van vrouwen. Oorzaken hiervan zijn onbekendheid met de wet die deze praktijk verbiedt en het feit dat identieke banen nogal eens verschillend genoemd worden voor mannen en vrouwen. De mannenbaan wordt dan beter betaald dan de vrouwenbaan, hoewel mannen en vrouwen hetzelfde werk verrichten. Kinderopvang is een ander item dat in de tweede feministische golf een rol speelde. Opvang voor kinderen is een absolute noodzaak om alle vrouwen toegang te verlenen tot de arbeidsmarkt. En ook nu nog vormt kinderopvang vaak het probleem van volwaardige participatie van vrouwen in het arbeidsproces.

Vanaf het midden van de jaren tachtig is de tweede feministische golf weggeëbd. Vrouwen maken massaal gebruik van de vaak zwaar bevochten verworvenheden, die inmiddels als vanzelfsprekendheden zijn gaan gelden.

Heeft hiermee het feminisme haar doel bereikt? Of zijn er nog punten waarvoor gestreden moet worden?

"Vrouwen van nu denken dat het allemaal voor elkaar is, dat alles mogelijk is voor vrouwen, dat alle hindernissen zijn weggeruimd. Er moet echter nog heel veel bereikt worden. Je kunt nog niet spreken van economische zelfstandigheid. Slechts 24 procent van de werkende vrouwen is in staat voor zichzelf te zorgen en daarmee economisch zelfstandig. Verder vormt de combinatie van arbeid en zorg een absoluut speerpunt. Daar moet nog heel veel gebeuren. Nu (we voeren het gesprek net na de 'nacht van Wiegel', JvS) met de kabinetscrisis staat de kaderwet arbeid en zorg weer op het spel. Deze wet regelt onder andere het recht op deeltijdwerk, een voorwaarde om zowel zoveel mogelijk mannen als vrouwen een plaats te geven op de arbeidsmarkt. Het is maar de vraag of er weer een staatssecretaris van emancipatie terugkomt. Tijdens de vorige formatie is deze post ook min of meer als sluitstuk gebruikt."

Dresselhuys acht een terugval in de feministische beweging mogelijk en zelfs waarschijnlijk nu de jonge vrouwen er vanuit gaan dat alles bereikt is. Van een derde feministische golf is wat Dresselhuys betreft nog geen sprake. De zogenaamde 'Grrls' van nu willen geen acties meer of grote woorden. Toch zullen ze eenmaal tegen dezelfde problemen aanlopen als waar de oudere feministen van nu voor vechten. De meiden en jonge vrouwen sluiten daar echter de ogen voor, in de veronderstelling dat - als het zover is - zij alles kunnen doen: én een leuke baan, én leuke kinderen, én eventueel een partner die vanzelfsprekend dingen zal opgeven voor haar. Alle problemen die hier nog wel degelijk omheen spelen worden ontkend of in gedachten geminimaliseerd.

Het is niet verwonderlijk dat Dresselhuys een derde feministische golf wel nodig acht. Belangrijk agendapunt van deze golf blijft de combinatie van arbeid en zorg. Daarnaast en van minstens even groot belang zijn de integratie van witte en zwarte vrouwen en de armoedebestrijding onder vrouwen. Wat dit laatste punt betreft: er is sprake van een zogenaamde armoedeval onder vooral gescheiden vrouwen. Dresselhuys merkt hierbij op dat in verreweg de meeste gevallen het initiatief tot een scheiding van de vrouw uitgaat, ondanks de dreiging van armoede.

Onder het lezerspubliek van Wapenveld zijn de verworvenheden van de vrouwenbeweging niet zonder meer onomstreden. De huidige abortuspraktijk, en in mindere mate, de vrije toegang tot anticonceptiemiddelen worden afgekeurd op bijbelse gronden. Daarnaast komt vroeg of laat de scheppingsordening aan de orde: de relatie tussen man en vrouw is voor een belangrijk deel vastgelegd in de schepping en is daarmee een juk dat blijmoedig en nederig gedragen dient te worden en waar niet te zeer aan getornd kan worden. Daarbij komt dat begrippen als nederigheid en dienstbaarheid in de bijbel en in de christelijke traditie niet als verwerpelijk gelden, maar juist als nastrevenswaardig. Kunt u iets met dit type argumenten tegen de vrouwenbeweging?

Het begrip scheppingsordening brengt Dresselhuys onder in het nature vs. nurture debat. Wat is aangeboren en wat is aangeleerd? Binnen de vrouwenbeweging is dit altijd een levendige discussie geweest. De vooronderstelling daarbij is dat wat aangeleerd is, veranderbaar is. Aangeboren eigenschappen echter kunnen we beter maar als gegeven beschouwen. Zaken die in een scheppingsordening geregeld zijn vallen dan onder 'nature', en dus aangeboren. In het feminisme daarentegen is de 'nurture'-poot altijd dominant geweest. Simone de Beauvoir heeft in haar invloedrijke werk La deuxième sexe beschreven hoe vrouwen niet als zodanig geboren worden, maar hoe ze dat worden door opvoeding en andere mechanismen. Dresselhuys neigt er ook duidelijk toe de omvang van aangeleerde eigenschappen groter te achten dan die van de aangeboren eigenschappen. Uit onderzoek is gebleken dat de enige aangeboren eigenschappen typerend voor vrouwen de taalvaardigheid van vrouwen en het gebrek aan ruimtelijk inzicht zijn. Zaken als zorg voor de kinderen, het geven van geborgenheid etc. zijn weliswaar bij vrouwen terecht gekomen, maar hier is sprake van een bepaalde traditie, een culturele bepaaldheid en zeker niet van een vastliggende orde. Van aangeboren eigenschappen ('vrouwen zijn nu eenmaal geschikter om de zorg voor kinderen op zich te nemen dan mannen') is geen sprake.

Zo min als het begrip scheppingsordening van veel belang is voor Dresselhuys zijn dat de begrippen nederigheid en dienstbaarheid. "Nederigheid en dienstbaarheid zijn toch niet alleen op vrouwen van toepassing? Het zijn zaken die voor iedereen in de samenleving gelden. Er is een motto van Renate Dorrestein waarbij ik me van harte aansluit: het feminisme is een beweging waarin vrouwen en mannen zowel moedig als zachtmoedig mogen zijn. Dat is het ideaal, moedig en zachtmoedig voor vrouwen én mannen. Nederigheid en dienstbaarheid zijn prachtig, maar niet alleen voor vrouwen. Om nu nog dingen te bereiken moeten zowel vrouwen als mannen veranderen. We hebben de mannen nodig."

Wat betreft abortus en anticonceptie staan feministen en gereformeerden lijnrecht tegenover elkaar. Voor het feminisme vormt het beschikkingsrecht over het eigen lichaam een kernpunt.

In het gereformeerde deel van de samenleving, binnen het lezerspubliek van Wapenveld en in bredere kring daarbuiten, zijn er veel jonge vrouwen die, soms met een goede opleiding op zak, er bewust voor kiezen (tijdelijk) af te zien van een maatschappelijke carrière om al hun tijd en energie te wijden aan man en kinderen. Wat vindt u daarvan?

"In één woord: zonde. Het is onvoorstelbaar dat al die vrouwen slechts één talent zouden hebben. In de bijbel is toch ook sprake van zoiets als het ontwikkelen van al je gaven en talenten. Dat geldt toch niet alleen voor mannen, maar ook voor vrouwen? In andere groepen met een religieuze achtergrond zie je andere ontwikkelingen. In katholieke vrouwenorganisaties bijvoorbeeld zijn er grote verschillen tussen moeders en dochters. De moeders willen dat hun dochters het anders doen dan dat zij het hebben gedaan, ondanks dat ze zien dat die dochters het dan zwaar zullen krijgen. Ook in de orthodox-protestantste hoek zullen dingen gaan veranderen. Al die meisjes die gaan studeren zullen zich de vrijheid niet meer laten ontnemen. Op de één of andere manier zal die ontwikkeling ook bij jullie doorgaan."

Dresselhuys heeft altijd wat moeite met het beroep op de bijbel en het beroep op het geweten dat in deze kwesties wordt gedaan. Daarmee is een open discussie niet mogelijk. Uiteindelijk is er dan altijd dat laatste argument dat doorslaggevend is, en waarover geen discussie mogelijk is. En dat is jammer, want ook in de protestantse hoek ziet zij ontwikkelingen die van belang kunnen zijn. Dresselhuys ziet de christelijke mannenbeweging, in navolging van de Amerikaanse promise-keepers, als een fenomeen dat aandacht verdient. Er worden massale samenkomsten voor mannen georganiseerd waar mannen opgeroepen worden tot zorg en verantwoordelijkheid jegens hun vrouw en kinderen, en tot de ontwikkeling van traditioneel 'vrouwelijke' eigenschappen. Dit kan interessante ontwikkelingen opleveren. Een belangrijk doel van de vrouwenbeweging, en noodzakelijk voor het bereiken van volledige gelijheid, is immers de verandering van de mannen, zowel wat gedrag als mentaliteit betreft. En de meeste mannen vinden het nu eenmaal niet leuk om te veranderen, zij hebben veel te verliezen aan maatschappelijk status. Het vaderschap is echter iets waarbij veel te winnen is voor mannen. En vaderschap houdt meer in dan op zaterdag bij het voetbal langs de lijn staan.