De bijbel recht doen

Bezinning op gereformeerde hermeneutiek
B. Loonstra

Telkens wanneer ik iets lees over de betekenis en het gezag van de bijbel, moet ik denken aan mijn opa [1]. Nog zie ik hem voor mij, zittend op zijn vaste plaats in de ouderwetse kamer van het kleine boerderijtje. In de periode dat ik op de middelbare school zat, fietste ik dagelijks langs het huis. Zeer geregeld stapte ik even bij hem binnen. Rechts van hem lag het dagblad Trouw, links zijn stukgelezen bijbel. De krant las hij op zijn vierentachtigste nog zonder bril, maar om de kleine lettertjes van zijn bijbeltje te kunnen lezen had hij zo'n fragiel brilletje van ijzerdraadjes. Dat gebruikte hij tevens als bladwijzer. Wanneer ik kwam kon ik precies zien hoever hij gevorderd was. Op een keer vroeg ik hem: `Opa, u leest altijd met oom en tante aan tafel uit de bijbel, waarom leest u dan zelf ook nog de hele bijbel door? En dat steeds weer opnieuw, want als u hem uit hebt, begint u zo weer van voren af aan.' Het antwoord ben ik nooit vergeten. `Jongen, die bijbel, daar staat alles in van het mensdom en van het hele wereldgebeuren. Ik lees elke dag de krant, van voor naar achter, alles. Dat wil ik graag bijhouden. Maar daarna lees ik in de bijbel en dan denk ik heel vaak: in de krant staat eigenlijk niets nieuws, alles staat al in de bijbel.'

Ik herinner me, dat ik het toen een vreemd antwoord vond. Misschien had ik iets heel anders verwacht. Misschien had ik verwacht, dat hij zou zeggen: als je zo oud bent als ik en niet veel meer van het leven te verwachten hebt, dan biedt de bijbel troost en daarom lees ik graag in de psalmen en het nieuwe testament.

Nu jaren later ben ik het een heel bijzonder antwoord gaan vinden en voel ik een diepe hunkering vandaag de bijbel opnieuw zo te kunnen lezen. Voor mijn opa legde de bijbel het leven uit en het leven de bijbel. Het ging in die bijbel voor hem niet over een apart geestelijk leven, maar over hetzelfde leven als waarover de krant schreef: het leven van mensen in hun hoogmoedswaan en hun kleinheid, hun lage hartstochten en hoge idealen. Het ging in die bijbel voor hem over dezelfde wereld als waarover de krant schreef: de wereld vol oorlogen, aardbevingen en honger. Alleen het feit dat de bijbel hierover schreef voedde bij hem een soort basisvertrouwen: het zijn geen vreemde dingen, die ons overkomen, het heeft alles ook een plaats in Gods beleid en uiteindelijk heeft God het toch in de hand.

Een kenner zal wellicht het levensgevoel van mijn opa premodern noemen en zeggen, dat we daar niet meer naar terug kunnen. Ik ben dat met hem eens. Terug kan nooit. Maar kunnen we misschien een stap voorwaarts maken, waardoor we op een nieuwe manier ontdekken, dat de bijbel geen levensvreemd en wereldvreemd boek is, maar dat de bijbel het leven uitlegt en het leven de bijbel?

Iemand die zo met de bijbel probeert om te gaan is Nico ter Linden met zijn serie: Het verhaal gaat. Hier wordt de kloof tussen de bijbel en de moderne en postmoderne lezer zo overbrugd, dat je steeds het gevoel krijgt: het gaat in de bijbel over ons en onze wereld. Daarom heb ik ook, ondanks al mijn kritiek, een zwak voor Nico ter Linden. Toch is de prijs wanneer we met hem in zee gaan, hoog. Er blijft van de historiciteit van de bijbelverhalen niets over. Er blijft ook van het ruige weinig over. Vaak vind ik dat het esthetische het wint van het realistische en het was juist het ruige en het realistische dat mijn grootvader zo troostte.

Zijn er andere vruchtbare wegen?

Ik denk dat de christelijke gereformeerde predikant Bert Loonstra waardevolle pogingen doet zulke wegen te vinden. Eerst in zijn diepgravende boek De geloofwaardigheid van de bijbel (1994). Nu in zijn recent verschenen boek De bijbel recht doen.

Loonstra heeft na zijn vorige publicatie in eigen kring veel kritiek gekregen, terwijl buiten de eigen kring aan zijn boek weinig aandacht is besteed. Dat laatste is misschien wel begrijpelijk, omdat de grote middenstroom van de kerken ongetwijfeld denkt al veel verder te zijn. Pogingen van een theoloog uit de kring van `klein-rechts' worden al gauw gezien als achterhoedegevechten. Naar mijn mening ten onrechte. In de grote middenstroom van de kerken is het gemeengoed geworden om te zeggen, dat natuurlijk niet alles in de bijbel letterlijk genomen hoeft te worden.

Maar wat zegt men daar in feite mee? Is het nog belangrijk om op z'n minst te zoeken naar een historisch minimum achter de vertellingen? Of is dat helemaal niet meer belangrijk? Maar kunnen we dan ooit het grote probleem van de secularisatie overwinnen, namelijk dat natuur en geschiedenis volledig los gedacht worden van God? Of heeft God vroeger ook niet in natuur en geschiedenis ingegrepen en moet ons moderne bijbellezen dan ons geseculariseerde denken bevestigen?

Is het ook nog belangrijk te zoeken naar ethische constanten in de vele regels en voorschriften van de bijbel, die natuurlijk niet allemaal letterlijk toegepast kunnen worden? Dit laatste is echter een open deur. Interessant is de vraag hoe we dan wel de wil van God in het concrete leven op het spoor komen.

Mede naar aanleiding van kritiek op zijn vorige publicatie doet Loonstra nu opnieuw een poging op deze beide zaken in te gaan: hoe zit het met de historiciteit van de bijbelverhalen, wanneer we ook het historisch-kritisch onderzoek serieus willen nemen en hoe zit het met de normativiteit van de bijbel wanneer we ook onze totaal andere cultuur serieus willen nemen?

Het zou heel erg jammer zijn, wanneer men in eigen kring aan deze pogingen van Loonstra voorbij zou gaan of opnieuw de boodschapper verdacht zou maken in plaats van zijn boodschap naarstig te onderzoeken.

Wat gebeurt er namelijk in orthodoxe kring wanneer men niet serieus met Loonstra mee gaat zoeken naar een hedendaagse gereformeerde hermeneutiek? Om me heen zie ik het volgende:

1. De vragen worden genegeerd. Het volk wordt dom gehouden en men houdt zichzelf ook het liefst dom. Ondergronds boet de bijbel steeds meer aan gezag in, omdat mensen feitelijk in twee werelden leven: de bijbel staat vol wonderen, in het dagelijks leven gebeuren ze zelden of nooit.

2. De vragen worden opgepakt, maar voor de zoveelste keer wordt een poging gedaan aan te tonen, dat de bijbel toch gelijk heeft. Selectief worden gegevens uit de archeologie, de geologie en de geschiedwetenschap aangewend om de historiciteit van de bijbelverhalen te bevestigen. Dit is wetenschappelijk niet eerlijk en vroeg of laat moet men steeds weer zekerheden inleveren.

3. De bijbel wordt op het raster van een evangelische of reformatorische spiritualiteit gelegd en zegt steeds wat we als evangelischen of reformatorischen anno 2000 ongeveer al dachten. Op deze manier wordt ook heel veel aan bijbelstudie gedaan, maar het is, om met Den Hertog in Kontekstueel te spreken in feite de cup-a-soup methode: snel klaar, smaakt altijd heerlijk, maar heel dun.

Op al deze manieren doen we niet de stap voorwaarts, waar ik hierboven op doelde, dat de hele bijbel weer met het hele leven te maken krijgt en dat mensen weer op een nieuwe manier kunnen gaan zeggen: de bijbel, daar staat alles in.

Op onderdelen heb ik zeker vragen aan Loonstra. Ik vind hem hier en daar ook nog te massief spreken over de bijbel als Gods Woord. De bijbel is Gods Woord, zou ik zeggen, maar op de wijze van een menselijk getuigenis aangaande de openbaring. Wanneer hij het zo zou formuleren, zou hij ook niet zo verwarrend hoeven te blijven spreken over het metaforische karakter van de openbaring. Het woord `metafoor' hoort bij ons spreken over de openbaring. Wij kunnen slechts in metaforen spreken over dat wat onuitsprekelijk is. Dat zou ik liever zeggen dan dat God zich in metaforen openbaart. Maar ik vind deze en andere kritiek, die ik zou kunnen leveren niet fundamenteel.

Fundamenteel vind ik dat Loonstra momenteel een witte raaf is: een voluit gereformeerd theoloog, die de volle breedte van de Schrift met de volle breedte van het leven in verband wil blijven brengen en die meent, dat ter wille van dit doel een paar knopen doorgehakt moeten worden. Op witte raven moet je zuinig zijn. Die moet je zeker niet afschieten. Natuurlijk mag je het met hen hebben over de precieze koers van hun vlucht.

  1. Boekencentrum, Zoetermeer 1999, 146 blz., f 24,90.