Onopgeefbaar?

Antwoord aan Bert de Leede

Met groeiende interesse las Bert de Leede voor Wapenveld het proefschrift van Matthea Westerduin, Race and Religion, re-membering their Displacements, Supersessions and Geographies[1]. Een grondige studie naar een dringend actuele vraag: wat zien wij in het Westen over het hoofd omdat we belangrijke stemmen het zwijgen hebben opgelegd? De Leede: ‘Het is de boeiendste dissertatie die ik de afgelopen vijftig jaar gelezen heb. (…) Een boek dat om stevig gesprek vraagt, én om weerwoord.’ Hij heeft drie vragen voor Matthea Westerduin. Zij reageert – veelzeggend – deels in poëzie.

Beste Bert. Het raakte me, het stuk dat je schreef naar aanleiding van mijn boek. Dat je zo goed luisterde naar de pagina’s, de woorden die vaak niet van mij waren maar van Anderen die zo lang niet zijn gehoord. En misschien nog steeds niet. Het raakte me dat je ze liet bezinken in jouw herinneringen, jouw gedachten, jouw stiltes. Dat je zocht tussen de woorden, tussen de zinnen, ermee worstelde, wat ze betekenen voor jou, voor de theologie misschien. Ik worstel er ook mee. Dat zal ook niet stoppen denk ik, en ik heb daarom ook geen afgeronde antwoorden op de vragen die je me stelde.

Je vroeg me naar Surinaamse Nederlanders die Winti rituelen uitvoeren rondom slavernijherdenkingen en wat ik daar theologisch van vind. Ik denk eigenlijk dat het niet aan ons is, als witte christenen, om iets te zeggen over Winti. Behalve misschien dat we laten indalen hoeveel schade het heeft aangericht dat mensen zijn losgetrokken, losgerukt van hun in-de-wereld-zijn. En dat Winti daar iets van blootlegt: van het verlies, het geweld, maar ook van de verbondenheid met dat verleden. Ik ben het met je eens dat Winti een vorm van re-membering is, van heling misschien. Maar dat is niet ‘onze’ vraag, denk ik.

Onze vraag is eerder: hoe kunnen wij kerk zijn als onze theologie medeschuldig is aan slavernij en racisme? Misschien moeten we daarvoor eerst durven verliezen. Durven opgeven. Opgeven dat wij de vragenstellers zijn. Mijn gedachten bleven daarom hangen bij jouw vraag over onopgeefbaarheid. Je schrijft:

Het christelijk geloof is per definitie universele waarheid. En de kerk per definitie oecumenisch: een nieuwe gemeenschap uit alle volken. Dat is mijns inziens onopgeefbaar. Daarmee is echter gegeven dat allen – in en door hun doop – hun ‘oude leven’, lees ook: culturele codes, goden, gewoonten, zekerheden, tradities, verslavingen, achter zich laten – c.q. herijken in het licht van Christus.

Ik vraag me bij je tekst af: wie bepaalt de inhoud van ‘het christelijk geloof’ en daarmee ook wat ‘universele waarheid’ is? Wie mag daarover meepraten, meedenken, zingen, geloven, voelen? Deze formulering heeft zoveel koloniale schade en dwang aangericht dat woorden als onopgeefbaar misschien niet passen. Zwarte stemmen werden uitgesloten van dit gesprek, vrouwen, ‘asocialen’ en kinderen ook. En niet-christenen – joden, moslims, ‘heidenen’ – al helemaal. Zij werden als minder-mens gezien, minder-waardig.

In plaats van te beginnen met ‘onopgeefbaarheid’, denk ik dat we andere vragen moeten stellen. Zoals: welke schade heeft deze theologie aangericht, en bij wie? Wat doet het woord ‘onopgeefbaarheid’ hier precies? Is dat woord een manier om controle te houden? Niet uit evenwicht te raken? Niet te vallen? Begrijp me niet verkeerd, onopgeefbaarheid is op zichzelf niet het probleem, denk ik. Wanneer wordt ‘onopgeefbaarheid’ gesteld, is volgens mij de vraag, en door wie, in welke context? Het gaat me om de macht die het woord geeft aan witte theologen met autoriteit – of die nu orthodox, vrijzinnig of liberaal zijn, dat maakt niet zo veel uit. Witte vrijzinnige theologen hebben ook heel wat ‘onopgeefbare’ theologie, die veel koloniale schade heeft aangericht.

Verschil maakt het misschien of onopgeefbaarheid van onderop komt of van bovenaf. Een medekerklid zei eens tegen me: ‘Als ik mijn sokken aantrek begin ik al met bidden, anders gaat het helemaal mis met mij.’ Dat ochtendgebed was onopgeefbaar voor hem, een anker, te midden van veel woestheid. Hij had veel binnenwereld – drie vrouwen tot hun dood verzorgd – en was als vuilnisman niet iemand die in dit blad zou schrijven. Zijn onopgeefbare gebed snoerde niet iemand anders de mond, sneed geen wegen af, maar hield hem staande. Mijn ongemak begint denk ik als ‘onopgeefbaarheid’ klinkt vanuit een theologie die door witte welgestelde, hoogopgeleide mannen en soms ook vrouwen wordt gedomineerd. Durven wij ons uit evenwicht te laten brengen, is mijn vraag? De controle te verliezen? Te luisteren in plaats van de kaders van het gesprek te bepalen?

 Toch ben ik je meer verschuldigd dan vragen stellen bij jouw vragen. Ik voel ook de theologische betrokkenheid in je tekst, als gelovig mens. Ik schrijf je daarom terug als gelovig en wankelend mens. Over theologie schrijven in afgemaakte zinnen kan ik niet. Misschien juist omdat we zo weinig recht van spreken hebben. Dus heb ik de zinnen gebroken, afgebroken, en schreef ik een gedicht. Over onopgeefbaarheid en theologie. En over geloven als vallen misschien.

vallen

wat is onopgeefbaarheid"
precies
?
als we zo weinig weten
zo weinig weten
zo weinig her
inneren
?

de theologie kan het zo
goed vergeten vergeten
wie ze heeft achter
gelaten
wie niet mocht
niet mag
mee
spreken
wie werd afgedaan
als
minder
waardig
vies
vlees
schaamte
vol
lijf

Vrouw
Zwart
Kind
Moslim
Jood
Fanaticus
Farizeeër
Promiscue
Arm
Asociaal
Radicaal
Gek

toch slaat ze zichzelf op de borst de theologie:
wij staan aan de kant van de ver
drukten de hoeren de tollenaars
en Jezus was toch zelf vies
veracht vernederd

wij staan aan de kant van de vernederden
de ongewensten buiten
sporigen buitenissigen
het evangelie brengt bevrijding
bevrijding
bevrijding

maar is dat zo?

wat is onopgeefbaarheid precies
als we onszelf zo slecht zo
slecht kennen geen idee
hebben wat in
ons is een
uitweg
zoekt

zoekt

naar wíe wordt geluisterd in de kerk
en erbuiten welke stemmen tellen
wie staat er in uw boekenkast
welke woorden dalen neer in uw
ziel en wie roept weer
stand weer
stand
op

er is zoveel weerstand
weerstand weer
stand                                                 
weer
stand
en
agressie

als het echt ergens over gaat
als de aanklacht duidelijk wordt
invulling krijgt
een adres zoekt:
j’accuse

j’accuse
met een plaats
en een tijd
dan begint het ongemak
Migranten die zeggen: Wij blijven hier
Moslims die bang zijn voor de hele Nederlandse politiek
Zwarte Nederlanders die ondanks hun angst durven aanwijzen: dit is racisme
Vrouwen kinderen en soms ook mannen die denken: ik ook, ja, ik ben ook verkracht, misbruikt
Europese Palestijnen, Christelijke Arabieren, Arabische Joden, Joodse Afrikanen, Israëlische Bedoeïenen, Joodse Nederlanders, Palestijnse overlevenden
Palestijnse overlevenden
Palestijnse over
levenden

ze roepen:
cease fire
stop apartheid stop
Oriëntalisme dit land is niet
van jullie niet van jullie
wij zijn niet van jullie wij willen recht geen
vernietiging maar recht
voor iedereen van de
rivier tot
de zee
niet
van
jullie

de kerken wikken en wegen en vergeten wat wij zelf deden tijdens de Holocaust
terwijl we nu oorlogsmisdaden steunen oorlogs
misdaden
genocide?

en dan zijn er nog de mensen de kinderen die niks durven zeggen
omdat spreken voor hen te gevaarlijk veel te
gevaarlijk is hun stiltes
hun stiltes
dragen we
mee

luisteren we wel naar hen?

onopgeefbaar                      

wat is onopgeefbaarheid precies
als het ons weerhoudt te
luisteren naar die stiltes
?

je vraagt me of ik twijfel
of ik twijfel
altijd
twijfel
dat is mijn twijfel

stamelende
stilte van
niks
zeggen
en de vraag

of ik kan luisteren blijven
openstaan voor wie
mij aanspreekt
fluistert ver
halen brengt
niet eerder
gehoord die
me ongemak
ongemakkelijk
maken

mijn fundament doet beven

als we G*d ergens zoeken

is het niet in dat moment van
beven zoals de discipelen
beefden bij een leeg koud
graf verlaten geen idee
wat er gebeuren
zou
?

geen idee geen idee wat ze daar
zagen maar ze beefden ze
beefden

voor G*d?

misschien is onopgeefbaar voor mij
dat we onszelf
ons
Zelf
durven

verliezen

verliezen
laten beven
stamelen

en luisteren
naar de stemmen
die weerstand oproepen
misschien agressie
omdat we bang
zijn bang voor
wat we horen
voor wat we
op moeten
geven 

onszelf
opgeven
vallen

is dat niet een moment dat zij
er is Zij Hen Hem tussen ons is
als een dun geweven web
alleen zichtbaar voor
wie wil luisteren
wil horen
voelen

als een achter
gelaten

kind 

Dr. M.A. Westerduin is theoloog, historicus en wetenschappelijk medewerker aan de KU Leuven. Ze promoveerde in juni 2023 op de studie Race and Religion, Re-membering Displacements, Supersessions an Geographies.

  1. i Dr. H. de Leede, Dicht op de witte huid, een dissertatie die om weerwoord vraagt, Wapenveld 73/5, p. 10-14.